Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Gimel.] [17]Juda [18]is in gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege [19]de veelheid der dienstbaarheid; [20]zij [21]woont onder de heidenen, zij vindt geen rust; al haar vervolgers [22]achterhalen ze [23]tussen de engten. 17. Dat is, de inwoners van het koninkrijk Juda. 18. Anders: verhuisd, zodat de zin zou zijn dat er in de algemene wegvoering van het Joodse volk naar Babylonie nog enigen bij oogluiking bij huis en hof gebleven zijn, maar dat zij van de garnizoenen en vreemde soldaten zo zijn geplaagd geweest, dat zij vanzelf hun vaderland, hun huis en hof verlaten hebben, op hoop van de ellende te ontvluchten. Anderen duiden dit op de Joden, die uit Jeruzalem en het land Juda gevlucht waren, uit vrees van de aanstaande ellende en dienstbaarheid, eer nog de Chaldeen Jeruzalem ingenomen hadden. 19. Of grootheid der dienstbaarheid; dat is, vanwege de grote dienstbaarheid. 20. Te weten de Joodse natie. Het Hebreeuwse woord staat in het vrouwelijk geslacht. Alzo wordt ook vs.1 de stad Jeruzalem bij ene weduwe vergeleken. 21. Dat is, zij is gedwongen te wonen onder de afgodische en van God vreemde volken. 22. Dat is, bezetten ze, tasten ze aan. 23. Dat is, op zulke plaatsen, waar het allerengst is, waar men noch vooruit noch terug kan. Anderen verstaan dit van de angsten en benauwdheden, waarin zij vervallen waren.